24-3-2004 Ik vind het een verademing dat ik helderheid heb in de processen van het leven. Vandaag alweer voor de tweede week aan het werk. Ik zeg vanavond tegen mijn man; Ik voel me niet beter maar zeker ook niet slechter. In zekere zin ben ik weer gegroeid. Gisteren op het werk met een heel hecht, vast clubje collega’s. Het is fijn om in een goed team te werken. Een paar intensieve gesprekken gehad met de teamleider en een kinderarts. Veel verdriet, veel praten. Ik was pas om 13.00u onderweg naar huis. Dat is vier uur i.p.v. de afgesproken drie uur. Ik wil nog even naar de stad. Naar de boekenclub. Dit wil ik persé. Nieuwe boeken en video’s voor onze oudste kopen. En ik wil de nieuwe cd van Marco Borsato. Kan mijn auto nergens kwijt, heel de stad ligt open. Heb hoofdpijn, moet eerst wat eten. Koop m’n boeken en ga daarna naar een gezondheidswinkel. Met zijn rustige muziek, de geur van wierook en de diepgaande boeken. Koop weer drie boeken, wat kan mij het schelen. Nu moet ik echt naar huis. Mijn hoofd klopt gewoon. M’n tassen zijn zwaar en ik moet nog ver lopen naar de auto. Ik loop langs de ringbaan. De auto’s razen voorbij. Ze klinken als tanks in mijn oren. In de stad wonen – echt niet. Geef mij het stille platteland maar. Thuis wil ik nog even rusten voor ik de oudste ga halen. Komt mijn moeder binnen. Ik leg uit dat ik hoofdpijn heb, moe ben en nog even wil rusten voor ik de oudste haal. Ons mam begrijpt het en gaat weer weg. Fijn, weer een overwinning. Ben ik net boven, staat mijn vader voor de deur. Op slot, ik ga nu liggen. Om 17.15u word ik wakker van de telefoon. Mijn schoonmoeder. Ik leg uit dat ik in slaap ben gevallen en ga meteen onze oudste halen. Is niets voor mij maar voel me hier toch niet ongemakkelijk om. Ik ben ook niet fit. Heb het weekend buikgriep gehad. Niet echt ziek maar dit brengt me psychisch weer in een diep dal doordat het me zo herinnert aan de zwangerschappen. Het is zo’n cirkel waar je in zit. Moe zijn, kwetsbaar voor elk ziekte dingetje. Het energieverbruik van de rouw geeft zo’n aanslag op mijn weerstand.
Onze oudste zit aan tafel soep te eten. Wil blijven eten. Spreek af dat ik hem later kom halen. Maar dit vindt hij moeilijk want hij wil ook met mama mee. Dan lees ik wel even de krant en gaan we zo samen naar huis. Thuis kook ik nog een lekkere maaltijd en eten mijn man en ik samen. Onze oudste snoept van de rauwkost.
’s Avonds in bed kom ik tot de conclusie dat ik het vooral heel moeilijk vond om als vanouds mijn collega’s te zien. Dat is wat ik mis en nooit meer terugkomt. Moet ik mezelf blijven confronteren. Oh, wat moeilijk is dit toch. Verdriet – verlies – verlangen – confrontaties – toekomstinvulling.
Ik slaap een heel onrustige nacht. Veel dromen. Ook Bantu onze hond jankt af en toe. Heeft ook buikgriep en onze oudste hoor ik ook nog dromen.
Weer op tijd uit bed en werken. Moe en met de tranen hoog naar Tilburg. Denk bij mezelf, ik duik mijn kantoor in, doe mijn werk en ik wil niemand spreken. Ik begin met een vertrouwde collega. Ik vertel mijn teamleidster hoe ik me voel. Ze begrijpt me goed en bij haar voel ik de rust en uitnodiging om mijn verhaal kwijt te kunnen. Het lucht op en ik heb een prettige ochtend gewerkt. Weer een overwinning. De rest van de dag is ook goed. Al heb ik wel behoefte om van me af te schrijven.