26-4-2004 Het is weer maandag. Afgelopen woensdag op donderdag slecht geslapen. Ik ben erg moe en mijn hoofd zit weer vol van gedachten. Maatschappelijk werker was erg negatief en daar ben ik erg van in de war geraakt. Ik zie er tegenop om te gaan werken. Maar niets moet. Zolang ik niets van mezelf verwacht gaat het goed. Ik verzet veel werk. Ik doe momenteel kantoor/secretaresse werkzaamheden voor het afdelingshoofd. Ze heeft mij gezegd dat ze heel de ochtend aanwezig is. Er is veel wat ik met haar door moet spreken wat de werkzaamheden betreft. Uiteindelijk is mijn werktijd al overschreden en is het afdelingshoofd nog in bespreking. Ik wil echt naar huis. Op de een of andere manier is de emmer vol. Ik blokkeer, mijn hoofd vol. Ik zit er echt door. Ik ben over al mijn grenzen. Uiteindelijk is het afdelingshoofd terug en ik leg alles uit. Hoe het voor mij voelt als het teveel is. Hoe zwaar het werk voor mij is als ik niet kan stoppen als het teveel is. Als ik teveel moet bespreken en onthouden. Als degene met wie ik dit moet doen dan niet bereikbaar is. ‘Maar ik kan haar gewoon benaderen, ook al is ze in bespreking.’ Ik word hier erg onrustig van. Ik ben afhankelijk van haar beslissingen om door te kunnen werken. Ik ben afhankelijk hiervan om verder te kunnen. Ik moet haar tijd opeisen in plaats van het gewoon kunnen vragen. Hier ben ik op dit moment niet sterk genoeg voor. Ik wil graag onze teamleider als case-manager, niet het afdelingshoofd. Zij weet niet hoe het met mij gaat. Alleen denkt ze zelf van wel. Na deze confrontatie gaat het meteen een stuk beter. Ben nog wel erg emotioneel.
Thuisgekomen, doe ik sinds heel lange tijd, niets. Ga wat op bed liggen, lees wat, probeer wat te slapen. Niets gaat, het voelt slecht. Gewoon bijtanken is niet de oplossing. Orde in mijn hoofd geeft rust. Waar ontspoor ik dan precies? Niet echt. Wat ik voel is goed. Ben alleen moe en kwetsbaar.
Zaterdag belt mijn teamleider op. Wil met mij proberen weer de zorg in te gaan. Een heel positief gesprek, een heel warme aanreiking. Ben heel emotioneel. Dit zijn verlossende tranen. Tranen die de inwendige druk verminderen. Ja, ik wil wat positiviteit terug in mezelf. Maar toch zet dit mij weer erg aan het denken. Ik ben erg moe en wil met mijn man praten. Mijn man is naar Zeeland. Vanavond moeten we al op tijd weg. Uit eten met mijn Tante en Oom. Heb hier helemaal geen puf voor. Weer moeten, ook al is het leuk. Ik wil rust. Mijn hoofd opruimen. Mijn moeder zou op komen passen, die is het vast vergeten. Laat ik maar zo. Moet even afstand hebben van al die cirkels die verbonden zijn met vroeger. Ik bel het eten af en heb een heel fijn gesprek met mijn Tante. Wat kan onverwacht begrip je toch goed doen. Mijn man is ook moe en we liggen op tijd in bed.
Zondag gaat mijn man mountainbiken. Hij komt voldaan thuis. Ik geef aan dat ik wil praten. Even later doet mijn man het voorstel om naar vrienden te gaan. Ik bel of het uitkomt bij hen en we gaan. Meteen onderweg, of eigenlijk al voordat we weg zijn, baal ik al. Ik wilde praten. Rust, samen thuis. We drinken een bakkie koffie bij onze vrienden en gaan alweer snel naar huis. Die middag praten we. Ik leg uit hoe moeilijk ik het vind wat ik echt wil. Ik stel me altijd op als een ondergeschikte. Minst belangrijke, ik cijfer mezelf weg. Maar kom dan hierna in de knoei met mezelf. Ik ben moe, heb rust nodig. Het gaat te snel, het leven. Ik word heen en weer geslingerd tussen wel willen, niet kunnen, frustratie, balen van jezelf, verdriet, verlangen, toekomst. Waarom!! Nog een kind. Wat maakt het goed? Als je dit alleen verstandelijk bekijkt, kom je er niet uit. Al die risico’s, een kind is niet zaligmakend. Maar als we naar onze oudste kijken, smelten we allebei. Voor mij is het ook erg belangrijk voor mijn zelfvertrouwen. Mijn waardigheid. Ik voel me zwanger sterk. Bevallen, de oerkrachten, een natuurlijk wonder. En dan groeit er ook nog een kind van jouw melk, uit jouw lichaam. Machtig. Dan 25 november – echo – het is mis. Even later laat mijn lichaam mij ook in de steek. Ik, die al zo’n moeite heeft met echt voelen, raak echt in de war. Voel me waardeloos. Zeker nu het ons nog een keer is overkomen. Vind dan je positieve ik maar eens terug. Maar iedere keer als ik mezelf dan wel terugvind ben ik sterker als ooit. Ben ik dieper gegaan. Heb ik intens contact met mezelf. Mijn leven is ‘Rijker’. Gijs bedankt voor mijn leven en Rijk, je weet het. Je bent ‘Rijk’ in ons leven. Door jullie kunnen we onszelf zijn en de oudste laten worden wie hij is. En stukje bij beetje loslaten.
Wat ik erg moeilijk vind. Doe ik het wel goed? Ik word op het moment ook erg onzeker van het gedrag van onze zoon. Hij is continu op zoek naar grenzen. Peutergedrag met verzet. Voelt niet goed. Vreet energie.
Ik geef aan mijn man aan hoe moeilijk het is mezelf te blijven. Ik ben heel gevoelig voor kleine signalen uit mijn omgeving. Zoek ik ook op want ik ben op zoek naar bevestiging. Waardoor ik iedere keer mijn eigen gevoel ter discussie stel. Kost mij (te) veel energie. Ik verwacht ook iedere keer die bevestiging van mijn man. Dit kan hij mij uiteraard niet geven. Hij weet niet wat ik voel en kan mij hierin dus ook niet bevestigen. Mijn man wordt hier weer heel onrustig van omdat hij echt niet weet wat ik van hem verwacht. Ik weet dit zelf ook niet. Nu heb ik verdriet uit onmacht. Het is voor mij zo moeilijk om voor mezelf op te komen. Soms zie ik door de bomen het bos niet meer. Het voelt zo als een levenslange strijd met mezelf. Maar na een flinke huilbui en een goed gesprek met mijn man. Lijkt alles weer zo eenvoudig en heb ik weer energie. Het lijkt dan zo simpel.
We gaan vanavond lekker naar onze stamkroeg. Het is gezellig en onze oudste doet het erg goed. We eten daar frietjes en kletsen wat. Het is altijd erg rustig en alleen vaste gasten. Geen rokerige kroeg. Meer het huiskamergevoel.
’s Avonds komen onze vrienden van tegenover nog goed nieuws brengen. Ze verwachten weer een kindje. Geweldig. Ik laat me gewoon gaan. Zwem mee in hun geluk.
Als we vanavond in bed liggen hakt mijn man de knoop door. Hij wil ook dolgraag nog een kindje. Maar hij wil het echt nog maar één keer proberen. Doodeng vind ik het. Ik kan hier ook de tijd niet voor nemen. De angst is zo groot, maakt je stuk. Je wil zo snel mogelijk duidelijkheid. Zestien weken is lang. En als je zo stoeit met je verlangen moet je op een gegeven moment een keuze maken. Een beslissing nemen. Nou, hier is hij dan. We gaan ervoor, voor de volle 100%. Als het niet goed is stoppen we de zwangerschap. Nemen we op dezelfde manier afscheid en begraven we het kindje in de tuin. We hopen op het beste. Onze grootste angst is een zorgenkind. We weten heel goed wie wij zijn en wat we een kind te bieden hebben.
Ik vind het moeilijk om op mezelf te vertrouwen, hoe ik me voel. Mijn man loopt automatisch weg als het te moeilijk wordt. Hij heeft dit niet in de gaten. Met een gezond kind kost het ons al moeite genoeg om onze verantwoordelijkheden te dragen. Met een (chronisch) ziek kind komen wijzelf in het gedrang. De basis is niet stevig genoeg en een instabiele achterban. En mag je een kind een beperkt leven bieden als je dit van tevoren weet? Wij hebben een duidelijke beslissing genomen en hebben vertrouwen in elkaar. En als het fout is en we zitten in een moeilijke fase. Zijn we één met elkaar. Zijn we altijd geweest en doet me erg goed. Geeft me veel vertrouwen.
Vanmorgen veel gepraat met mijn teamleider. Teveel om op te schrijven. Doet me erg goed. Is heel positief. Krijg ik zelfvertrouwen, rust en energie van. Mijn teamleider is echt een geweldig mens.