Haal abortus uit de wet

Vandaag verscheen een artikel in Medicalfacts waarin wordt gevraagd door gynaecologen om de 24 weken grens voor abortus los te laten. Zodat ouders de tijd krijgen om een weloverwogen beslissing te nemen. Lees hieronder het artikel;

Gynaecologen roepen minister op 24-weken termijn los te laten

Het is de grootste nachtmerrie voor iedere zwangere vrouw; laat in de zwangerschap er achter komen dat je ongeboren kind ernstig ziek is. In Nederland is de wet onverbiddelijk, na 24 weken mag een vrouw geen abortus meer laten plegen. Artsen doen nu een dringende oproep. Haal de abortus uit de wet en geef ouders die erachter komen dat hun kind doodziek is de tijd om afgewogen een beslissing te nemen. Zwangere Nederlandse vrouwen die om medische redenen een abortus willen, wijken daarvoor uit naar België. Dat blijkt uit gegevens die KRO Brandpunt heeft opgevraagd bij Belgische ziekenhuizen.

Het gaat om vrouwen die in Nederland niet meer geholpen kunnen worden omdat ze langer dan 24 weken zwanger zijn en die een kind dragen met een zeer ernstige handicap. In Nederland is abortus na die termijn in principe verboden. In België valt een abortus na 24 weken niet onder het strafrecht en is behandeling wel mogelijk.

Uit cijfers van 2 ziekenhuizen in Leuven en Antwerpen blijkt dat het de afgelopen 5 jaar ging om 17 Nederlandse vrouwen die voor een late abortus naar België zijn gegaan. Een volledig overzicht van het totaal aantal Nederlandse vrouwen dat zich bij onze zuiderburen laat behandelen ontbreekt. De hoogzwangere patiënten kwamen op eigen initiatief naar België of werden actief doorverwezen door hun Nederlandse gynaecoloog.

De Nederlandse Gynaecologen Vereniging (NVOG) wil een einde maken aan de 24-weken termijn als het gaat om baby’s met een zeer ernstige aangeboren afwijking. Dit blijkt uit een brief van de NVOG aan Minister Schippers, waar KRO Brandpunt inzage in heeft gekregen. De gynaecologen dringen aan op een wettelijke regeling die late abortussen mogelijk maakt. Ook wil de NVOG een einde maken aan de praktijk waarbij artsen voor een commissie en justitie moeten verschijnen als ze overgaan tot een zwangerschapsafbreking na 24 weken.

De NVOG heeft kennis genomen van de ‘Evaluatie – Regeling centrale deskundigencommissie late zwangerschapsafbreking (LZA) in een categorie-2 geval en levensbeëindiging bij pasgeborenen’. De NVOG complimenteert de onderzoekscommissie met de helderheid van het rapport, met name waar het de conclusies en aanbevelingen betreft. De NVOG is onder de indruk van de kwetsbare opstelling van de betrokken professionals bij het op schrift stellen van deze zo gevoelige materie. Dat geeft aan dat professionals vertrouwen hebben in de wijze waarop u en de Kamer met deze problematiek om zullen gaan. Ook de NVOG spreekt dat vertrouwen graag uit.

De NVOG heeft kennis genomen van de volgende argumenten, verwoord door de onderzoekscommissie:

De invoering in januari 2007 van het Structureel Echoscopisch Onderzoek (SEO), ook wel de twintigweken echo genoemd, lijkt van invloed te zijn geweest op de frequentie van LZA. Er zijn sterke aanwijzingen dat het SEO heeft geleid tot meer diagnostiek voor het einde van de 24ste week en tot eerdere besluitvorming ten aanzien van het al dan niet voortzetten van de zwangerschap.

De vraag naar LZA doet zich op dit moment vooral nog voor in gevallen waarin de diagnostiek niet voor het eind van de 24ste zwangerschapsweek kan worden afgerond of bij afwijkingen die zich pas later in de zwangerschap ontwikkelen. Hoe goed de diagnostiek vroeg in de zwangerschap echter ook is, er zullen zich altijd aandoeningen blijven voordoen die pas later in de zwangerschap aan het licht komen, of zich dan pas ontwikkelen, zoals bijvoorbeeld de gevolgen van een intra-uteriene infectie. Er zullen dus altijd gevallen blijven bestaan waarin de vraag naar LZA zich voordoet.

Ten aanzien van LZA hebben gynaecologen-perinatologen moeite met de eis in de regeling dat er op grond van de heersende medische wetenschap geen twijfel over de diagnose en de daarop gebaseerde prognose mag bestaan. Omdat het in de praktijk voorkomt dat er geen 100% zekerheid bestaat over diagnose en/of prognose zijn artsen in die gevallen onzeker of

ze wel aan deze eis in de regeling voldoen. Onzekerheid over diagnose en/of prognose zorgt er ook voor dat het onderscheid tussen categorie 1 en 2 gevallen lastig is en dat de keuze door gynaecologen-perinatologen dan ook verschillend gemaakt wordt.

Uit angst voor de juridische consequenties van een melding willen artsen zo min mogelijk gebruik maken van de regeling. Er zijn verschillende manieren om dit te vermijden. Bij LZA is de eerste manier ervoor te zorgen dat beslissingen worden genomen voor het eind van de 24ste zwangerschapsweek, ook al is de diagnostiek niet afgerond, of is het beloop van de aandoening onzeker. Dit betekent dat soms voortijdig een beslissing tot afbreken wordt genomen. Voortijdig, omdat bij een afwachtend beleid de afbreking mogelijk niet nodig zou zijn gebleken. Een andere manier is om patiënten voor afbreking naar het buitenland te verwijzen. De terughoudendheid van artsen om zelf tot LZA over te gaan leidt er soms ook toe dat patiënten op eigen gelegenheid naar het buitenland gaan als hun verzoek hier wordt afgewezen.

In de gesprekken worden als belangrijkste genoemd: het onderscheid tussen LZA-gevallen van categorie 1 resp. 2 is in de praktijk niet altijd eenvoudig; de scherpe 24 weken grens leidt tot druk op arts en ouders en soms zelfs tot (achteraf mogelijk onnodige) abortus uit onzekerheid; er ontbreekt een regeling voor LZA op een maternale of een gemengd foetale/maternale indicatie.

Kernpunt voor de NVOG is dat het in Nederland ontbreekt aan een wettelijke regeling die abortus onder strikte voorwaarden en waarborgen ook na de levensvatbaarheidgrens mogelijk maakt in situaties waarin ofwel sprake is van ernstig risico voor gezondheid van de zwangere vrouw en/of ernstig risico op lethale aandoening bij het kind en/of ernstige ziekte zonder levensverwachting bij het kind.

De NVOG onderschrijft de aanbevelingen van het rapport, waarin gepleit wordt voor het loslaten van het verbod op zwangerschapsafbreking na een bepaalde termijn onder strikte voorwaarden en waarborgen op medische indicatie.

De NVOG pleit voor aanpassingen genoemd onder variant 1 die voorziet in een wettelijke regeling voor LZA, vergelijkbaar met de ons omringende landen. In deze benadering is er geen noodzaak meer te onderscheiden in gevallen van categorie 1 resp. categorie 2, fungeert de 24-weken grens niet meer als scherprechter bij gevallen waarin sprake is van een substantiële medische problematiek, en is naast de foetale ook in een maternale indicatie voorzien. Daartoe zou in het Wetboek van Strafrecht een uitzondering moeten worden opgenomen op het huidige verbod van zwangerschapsafbreking na de levensvatbaarheidgrens zoals dat volgt uit art. 82a. In die gevallen, dat het blijkt te gaan om een lethale aandoening of een aandoening waarbij medisch handelen na de geboorte niet zinvol wordt geacht, zou loslaten van de 24 weken grens de knelpunten met de huidige regeling grotendeels oplossen. Daarmee zou een LZA op medische indicatie, buiten het strafrechtelijk toetsingskader komen te vallen. In deze benadering is geen onderscheid meer noodzakelijk in categorie 1 of 2 gevallen. Om de procedure te waarborgen, zou men – gelet op het overwegend medische karakter van de betreffende beslissingen- kunnen denken aan beoordeling door de beroepsgroep (Werkgroep LZA van de NVOG).

Samenvattend zijn er meerdere redenen voor de NVOG om voor variant 1 te pleiten:

De periode tussen de 20ste zwangerschapsweek, wanneer het SEO (Structureel Echoscopisch Onderzoek) plaatsvindt en de 24ste week is soms te kort om het diagnostische vervolgonderzoek goed uit te voeren en af te ronden. Bovendien is deze periode, van slechts enkele weken (en soms slechts 1 week), soms te kort voor een weloverwogen besluitvorming door de ouders.

>In sommige situaties kan de arts terecht komen in een conflict tussen de noodsituatie van de moeder en de wettelijke kaders waaraan hij zich dient te houden.
>Het loslaten van de 24-weken grens zou er toe kunnen leiden dat zwangerschapsafbreking in bepaalde gevallen wordt voorkomen: als er meer tijd is voor onderzoek en besluitvorming en ouders zich niet gedwongen voelen om voor 24 weken een keuze te maken, kan meer inzicht verkregen worden in de ernst van de aandoening en kunnen ouders op grond daarvan ook besluiten de zwangerschap voor te zetten.

In sommige zwangerschappen is het medisch onverantwoord om een zwangerschap na 24 weken niet af te breken, omdat anders de gezondheidstoestand van de moeder ernstig wordt bedreigd. Zwangerschappen die afgebroken worden wegens de gezondheidstoestand van de vrouw, moeten absoluut buiten een strafrechtelijk toetsingskader gehouden worden. Indien dat niet gebeurt, zou het gevaar kunnen ontstaan, dat uit vrees voor strafrechtelijk toetsen, bij een ernstig zieke moeder te lang een afwachtend beleid wordt gevoerd.

LZA wordt onder de huidige wetgeving door veel ouders als emotioneel belastend en als criminaliserend ervaren.

Tenslotte hebben onze buurlanden België en Duitsland, als ook Engeland, Spanje en Frankrijk, wetgeving geïntroduceerd die ruimte laat voor LZA op basis van medische oordeelsvorming en besluitvorming door erkenning van een (niet termijn-gebonden) medische indicatie. Die laatste kan zowel de huidige of toekomstige medische situatie van de zwangere vrouw, als die van haar kind betreffen.

Aanpassing van de huidige regelgeving zoals verwoord in variant 2 behelst dat LZA nog immer onder het strafrecht blijft vallen, zij het dat er uitsluitingsgronden zijn gewaarborgd op basis van zorgvuldigheidscriteria. De juridische betekenis van zorgvuldigheidscriteria (zorginhoudelijke criteria) blijken nu juist aanleiding te geven tot problemen bij het functioneren van het huidig strafrechtelijk wettelijk kader. Het bestuur van de NVOG ziet daarom liever een wettelijke regelgeving voor LZA dan een regeling gebaseerd op uitsluitingsgronden voor vervolging van een in principe strafbare handeling.

Bron: Brandpunt en NVOG

Plaats een reactie